De aanleiding van het onderzoek ligt gelegen in het rapport ‘Meer dan euro’s alleen’ van het Koninklijk NIVRA en de brief van de minister van Financiën aan de Tweede Kamer ‘Publieke belangen en staatsdeelnemingen’. Het rapport ‘Meer dan euro’s alleen’ is een discussierapport over nieuwe kaders voor de verantwoording en Assurance van niet-financiële informatie. Eén van de aanbevelingen uit het rapport is het ontwikkelen van een geïntegreerd conceptual framework voor financiële èn niet-financiële informatie. In de brief ‘Publieke belangen en staatsdeelnemingen’ geeft de minister van Financiën de Tweede Kamer antwoord op de vraag wat zijn inzet is als aandeelhouder ten aanzien van maatschappelijk verantwoord ondernemen bij staatsdeelnemingen. De minister schrijft de staatsdeelnemingen vanaf het boekjaar 2010 de G3 Richtlijnen voor. Met als doel transparantie over de keuzes in de bedrijfsvoering en de maatschappelijke gevolgen hiervan, zodat de minister inzicht krijgt dat benodigd is om de ontwikkelingen op het punt van MVO te kunnen beoordelen en eventueel hiernaar te handelen indien nodig.
De hieruit voortvloeiende probleemstelling van de scriptie en het onderzoek luidt als volgt: “In hoeverre realiseert de minister van Financiën, door staatsdeelnemingen te verzoeken de G3 Richtlijnen van de GRI in acht te nemen, transparantie over de keuzes in de bedrijfsvoering en de maatschappelijke gevolgen hiervan, zodat de minister als aandeelhouder inzicht verkrijgt dat benodigd is om de ontwikkelingen op het punt van MVO te kunnen beoordelen en eventueel hiernaar te handelen indien nodig?”
De doelstellingen van de scriptie zijn 1) het ontwikkelen van een algemeen wetenschappelijk conceptueel raamwerk voor MVO-verslaggeving, 2) het onderzoeken of G3 Richtlijnen transparantie geven en leiden tot inzicht en 3) het onderzoeken of de G3 Richtlijnen in opzet aansluiten op het conceptuele raamwerk voor MVO-verslaggeving. Op basis van literatuurstudie is een algemeen wetenschappelijk conceptueel raamwerk voor MVO-verslaggeving geformuleerd, het MVO- Transparantiemodel genaamd. Vervolgens zijn de G3 Richtlijnen getoetst aan het MVO- Transparantiemodel, waarbij ik de conclusie heb getrokken dat de G3 Richtlijnen in opzet aansluiten op het conceptueel raamwerk voor MVO-verslaggeving. Uit deze toets, tezamen met een uitgevoerd vooronderzoek, zijn hypothesen geformuleerd, die door middel van een tweetal casestudy onderzoeken zijn getoetst bij een zevental staatsdeelnemingen. Ten eerste is een onderzoek uitgevoerd naar de verslagen 2010 en 2009 en een eventuele quickscan van het laatste verslag voor toepassing van de G3 Richtlijnen. Vervolgens zijn semi-gestructureerde interviews afgenomen met medewerkers van de staatsdeelnemingen. De volgende conclusies heb ik uit de casestudy onderzoeken getrokken:
- De onderzochte staatsdeelnemingen zijn elk op een eigen wijze gemotiveerd voor het gebruik van de G3 Richtlijnen: Intrinsiek, extrinsiek of ge-a-motiveerd.
- De onderzochte staatsdeelnemingen zijn wel intrinsiek gemotiveerd om verslag te leggen over MVO.
- Wanneer de MVO-verslaggeving gebaseerd is op de G3 Richtlijnen niet alle staatsdeelnemingen verslag leggen over ‘People’, ‘Planet’ en ‘Profit’.
- Niet alle staatsdeelnemingen zijn van mening dat het realiseren van de betreffende publieke belangen maatschappelijk verantwoord ondernemen is.
- Niet alle MVO-verslaggeving van staatsdeelnemingen op basis van de G3 Richtlijnen transparant is.
- Onderzochte staatsdeelnemingen die de toepassing van de G3 Richtlijnen beperken tot enkel het behalen van GRI level C+, hebben geen transparante MVO-verslaggeving.
- Niet alle MVO-verslaggeving op basis van de G3 Richtlijnen, geven de gebruiker inzicht in de MVO positie, de MVO prestaties en wijzigingen in de MVO positie en geven de minister het gewenste inzicht.
- De G3 Richtlijnen zijn niet voor alle staatsdeelnemingen onvoldoende bruikbaar voor de specifieke strategieën van staatsdeelnemingen.
- De G3 Richtlijnen leiden niet voor alle staatsdeelnemingen niet of in onvoldoende mate tot transparantie en inzicht bij de gebruikers van de verslaggeving.
Uit het onderzoek concludeer ik dat de minister van Financiën realiseert, door staatsdeelnemingen te verzoeken de G3 Richtlijnen van de GRI in acht te nemen, dat niet alle staatsdeelnemingen transparant zijn over de keuzes in de bedrijfsvoering en de maatschappelijke gevolgen hiervan, zodat de minister als aandeelhouder niet in alle staatsdeelnemingen inzicht verkrijgt dat benodigd is om de ontwikkelingen op het punt van MVO te kunnen beoordelen en eventueel hiernaar te handelen indien nodig. Verder concludeer ik uit het onderzoek, dat de minister van Financiën bij de onderzochte staatsdeelnemingen, door staatsdeelnemingen te verzoeken GRI level C+ in acht te nemen, geen transparantie realiseert over de keuzes in de bedrijfsvoering en de maatschappelijke gevolgen hiervan. Vervolgens worden conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan gericht op de wetenschap, de Global Reporting Initiatieve, de staatsdeelnemingen en de minister van Financiën.