Toon paragraaf
Verberg paragraaf
De structuur van Conclusies en Aanbevelingen
Structuur Conclusies en Aanbevelingen
Toon paragraaf
Verberg paragraaf
Inleiding
In dit hoofdstuk worden de conclusies en aanbevelingen beschreven die uit de casestudy onderzoeken naar voren zijn gekomen. In paragraaf ‘Conclusies’ worden de conclusies per doelgroep van de scriptie beschreven. In de paragraaf ‘Eindconclusie’ wordt antwoord gegeven op de probleemstelling van het onderzoek. In de paragraaf ‘Aanbevelingen’ worden per doelgroep van de scriptie de aanbevelingen beschreven die ik onderkend heb uit de casestudy onderzoeken. Paragraaf de aansluitende paragraaf gaat in op de beperkingen van het onderzoek. Waarna de laatste paragraaf ingaat op mogelijke vervolgonderzoeken.
Toon paragraaf
Verberg paragraaf
Conclusies
In deze paragraaf zullen de conclusies worden beschreven die uit de casestudy onderzoeken naar voren zijn gekomen. De conclusies worden per doelgroep van de scriptie weergegeven, zijnde de wetenschap, de Global Reporting Initatieve, staatsdeelnemingen en de minister van Financiën. Ook zal antwoord worden gegeven op de probleemstelling “In hoeverre realiseert de Minister van Financiën, door staatsdeelnemingen te verzoeken de G3 Richtlijnen van de GRI in acht te nemen, transparantie over de keuzes in de bedrijfsvoering en de maatschappelijke gevolgen hiervan, zodat de minister als aandeelhouder inzicht verkrijgt dat benodigd is om de ontwikkelingen op het punt van MVO te kunnen beoordelen en eventueel hiernaar te handelen indien nodig?”
Toon paragraaf
Verberg paragraaf
Conclusies gericht op de Wetenschap
Het rapport van de Koninklijke NIVRA ‘Meer dan euro’s alleen’ benoemt in paragraaf 4.3 aanbevolen vervolgacties. Eén aanbeveling van de drie aanbevelingen luidt als volgt: ‘Ontwikkel een geïntegreerd raamwerk, een conceptual framework voor financiële èn niet-financiële informatie. Werk dit vervolgens uit in specifieke normenkaders voor de verschillende vormen van informatie’ (NIVRA, 2010). Verder stellen de opstellers van het rapport: ‘Voor zover de verantwoording van de informatie niet is geformaliseerd door wetgeving of algemeen aanvaarde grondslagen, moet dit via de gebruikersdialoog worden ingevuld’ (NIVRA, 2010). Als gebruikersdialoog heb ik de brief ‘Publieke belangen en staatsdeelnemingen’ van de minister van Financiën aan de Tweede Kamer gebruikt om te komen tot een geaccepteerd raamwerk gericht op MVO-verslaggeving. De in deze brief beschreven informatiebehoefte van de minister van Financiën omvat ‘MVO’, ‘Transparantie’ en ‘Inzicht’. Om transparantie over en inzicht in de bedrijfsvoering en de maatschappelijke gevolgen hiervan te bevorderen schrijft de minister de G3 Richtlijnen voor. Dit impliceert dat staatsdeelnemingen niet uit eigen beweging maatschappelijk verantwoord ondernemen en hierover verslagleggen. De motivatie om maatschappelijk verantwoord te ondernemen en hierover verslag te leggen is een vierde element wat ik heb onderscheiden, om te komen tot een geaccepteerd raamwerk gericht op MVO-verslaggeving. Op basis van een wetenschappelijke literatuurstudie heb ik de elementen ‘Motivatie’, ‘MVO’, ‘Transparantie’ en ‘Inzicht’ gedefinieerd.
Ten eerste moet een organisatie gemotiveerd zijn om maatschappelijke verantwoord te willen ondernemen en hierover te willen verslagleggen. Deze motivatie kan intrinsiek, extrinsiek of a-motivatie zijn. Als een organisatie gemotiveerd is om maatschappelijk verantwoord te ondernemen en hierover verslag wil leggen, moeten organisaties gelijktijdig en op evenwichtige wijze waarde toevoegen aan ‘People, Planet en Profit’. Wanneer een onderneming verslag wil leggen over haar MVO dient dit op een transparante wijze te gebeuren. Informatie in de verantwoording dient dan te voldoen aan de kwalitatieve kenmerken betrouwbaarheid, begrijpelijkheid, relevantie en vergelijkbaarheid. Door transparante verslaglegging over, de door stakeholders benoemde onderwerpen, zal het MVO-verslag leiden tot inzicht bij de gebruikers van de informatie, over de MVO positie, de MVO prestaties en de wijzigingen in de MVO positie van de organisatie. Door dit inzicht kan de gebruiker economische, sociale en ecologische beslissingen nemen.
Op basis van deze componenten wordt het MVO-Transparantiemodel samengesteld. Het MVO- Transparantimodel beoogt een algemeen wetenschappelijk conceptueel model te zijn over transparante verantwoording over MVO, wat bij gebruikers leidt tot inzicht in de MVO positie, de MVO prestaties en wijzigingen in de MVO positie van een organisatie.
MVO-Transparantiemodel
Toon paragraaf
Verberg paragraaf
Conclusies gericht op de Global Reporting Initiatieve
De minister van Financiën heeft G3 Richtlijnen voorgeschreven om transparantie over en inzicht in de bedrijfsvoering en de maatschappelijke gevolgen hiervan bij de staatsdeelneming te verkrijgen. Om vast te kunnen stellen of gebruik van de G3 Richtlijnen in opzet leidt tot transparantie en inzicht over MVO, zijn de G3 Richtlijnen getoetst aan een conceptueel raamwerk zijnde het MVO- Transparantiemodel. Op basis van het uitgevoerde literatuuronderzoek concludeer ik dat gebruik en toepassing van de G3 Richtlijnen in opzet leidt tot:
- dat uit de MVO-verslaggeving naar voren komt dat een organisatie intrinsiek, extrinsiek of ge-a-motiveerd is;
- het verantwoording afleggen over MVO, zijnde ‘People’, ‘Planet’ en ‘Profit’;
- transparante MVO-verslaggeving: de in het verslag opgenomen informatie is relevant, begrijpelijk, vergelijkbaar en betrouwbaar;
- dat de gebruiker inzicht verkrijgt in de MVO positie, de MVO prestaties en wijzigingen in de MVO positie van de organisatie.
Op basis van deze uitkomsten zijn hypothesen gevormd die in de casestudy onderzoeken zijn getoetst.
Toon paragraaf
Verberg paragraaf
Conclusies gericht op staatsdeelnemingen
In de casestudy onderzoeken bij de verschillende staatsdeelnemingen zijn de hypothesen getoetst, om vast te stellen of de G3 Richtlijnen in de praktijk daadwerkelijk leiden tot transparantie en inzicht. In het vorige hoofdstuk zijn de onderzoeksresultaten per hypothese beschreven. In deze paragraaf worden tussen de onderzoeksresultaten uit de casestudy onderzoeken, verbanden gelegd, zodat bruikbare conclusies ontstaan die leiden tot aanbevelingen voor de diverse doelgroepen. Door middel van de casestudy onderzoeken ben ik tot de volgende conclusies gekomen:
-
Onderzochte staatsdeelnemingen zijn intrinsiek gemotiveerd voor MVO-verslaggeving
De onderzochte staatsdeelnemingen blijken allen intrinsiek gemotiveerd te zijn om verslag te leggen over MVO. Omdat de gerelateerde hypothesen niet gefalsificeerd zijn, kan ik deze conclusie niet breder trekken op de gehele populatie staatsdeelnemingen. Maar de onderzochte staatsdeelnemingen zijn duidelijk bereid te rapporteren over MVO. Zo blijkt bijvoorbeeld dat de staatsdeelneming die ge-a-motiveerd is geraakt, in het jaarverslag 2009 uitgebreider verslag heeft gelegd over MVO in relatie tot de bedrijfsactiviteiten, dan in het verslag 2010. Wat door de staatsdeelnemingen van groot belang wordt geacht, is de relevantie van de MVO-verslaggeving. De MVO-verslaggeving moet passen bij de organisatie en bij de dagelijkse bedrijfsactiviteiten. Een aantal staatsdeelnemingen had bij gebruik en toepassing van de G3 Richtlijnen het gevoel van ‘het rapporteren om het rapporteren’. De staatsdeelnemingen hadden de indruk vooral bezig te zijn met de volledigheid van de MVO-verslaggeving, maar daarmee geen relevante informatie te verstrekken.
-
Causale relatie tussen de manier waarop staatsdeelnemingen zijn gemotiveerd voor gebruik van de G3 Richtlijnen en de mate van toepassing van de G3 Richtlijnen, de mate van transparantie en inzicht over MVO en de bruikbaarheid van de G3 Richtlijnen.
Tijdens het uitvoeren van de casestudy onderzoeken, maar vooral bij het bestuderen en beschrijven van de onderzoeksresultaten per hypothesen, werd mij duidelijk dat er een causaal verband bestaat tussen de manier waarop staatsdeelnemingen zijn gemotiveerd voor gebruik van de G3 Richtlijnen en de mate van toepassing van de G3 Richtlijnen, de mate van transparantie en inzicht over MVO en de bruikbaarheid van de G3 Richtlijnen. Intrinsiek gemotiveerde staatsdeelnemingen presteren op alle vier de genoemde vlakken beter dan extrinsiek- of ge-a-motiveerde staatsdeelnemingen. De extrinsiek gemotiveerde staatsdeelnemingen hebben door toepassing van de G3 Richtlijnen geen transparanter en inzichtelijker verslag opgemaakt. Omdat de aan ‘Motivatie’ gerelateerde hypothesen niet gefalsificeerd zijn, kan ik deze conclusie niet met zekerheid breder trekken op de gehele populatie staatsdeelnemingen. Desondanks geeft deze conclusie wel een veronderstelling, die bruikbaar is voor het ministerie van Financiën en die leidt tot aanbevelingen.
-
Motivatie en de mate van toepassing van de G3 Richtlijnen
De staatsdeelnemingen die intrinsiek gemotiveerd zijn voor het toepassen van de G3 Richtlijnen, hebben de G3 Richtlijnen al in eerdere verslagjaren toegepast. Deze staatsdeelnemingen blijken gebruik van de G3 Richtlijnen zelf belangrijk te vinden in relatie tot de bedrijfsstrategie. De G3 Richtlijnen zijn bij deze staatsdeelnemingen dan ook in zijn totaliteit toegepast; uit de MVO- verslaggeving blijkt dat zowel deel 1 ‘How to report’ als deel 2 ‘What to report’ zijn toegepast. De extrinsiek gemotiveerde staatsdeelnemingen passen de G3 Richtlijnen toe, omdat de minister van Financiën ze voorgeschreven heeft. Deze staatsdeelnemingen passen echter niet de gehele G3 Richtlijnen toe, maar richten zich enkel op de in deel 2 opgenomen GRI tabel, zodat het vereiste GRI level C+ behaald kan worden. De verslagen 2010 verschillen dan ook nagenoeg niet met de verslagen 2009, ondanks dat de G3 Richtlijnen zijn toegepast. De ge-a-motiveerde staatsdeelneming is juist door het voorschrijven van de G3 Richtlijnen ge-a-motiveerd geraakt voor toepassing van de G3 Richtlijnen en heeft de G3 Richtlijnen in het jaarverslag 2010 in zijn geheel niet toegepast.
-
Motivatie en MVO
Uit het onderzoek blijkt verder dat staatsdeelnemingen, die intrinsiek gemotiveerd zijn voor toepassing van de G3 Richtlijnen, als gevolg van toepassing van de G3 Richtlijnen gedeeltelijk meer verslagleggen over MVO. De G3 Richtlijnen hebben bijgedragen aan het formaliseren van stakeholderdialogen, die mede van invloed zijn op wat MVO voor de staatsdeelneming in kwestie inhoudt en die van invloed zijn op de inhoud van het verslag. Ook blijkt dat deze staatsdeelnemingen meer helder hebben wat in hun ogen MVO zou moeten omvatten in relatie tot de bedrijfsactiviteiten. Daarom hebben deze staatsdeelnemingen zich bij het verslagleggen over MVO, laten leiden door de eigen bedrijfs- en MVO-strategie, aangevuld met de G3 Richtlijnen. De extrinsiek en ge-a-motiveerde staatsdeelnemingen worstelen zichtbaar met wat MVO voor hen betekent en begrijpen niet waarom de minister hiervoor de G3 Richtlijnen heeft voorgeschreven.
De intrinsiek gemotiveerde staatsdeelnemingen zijn, in tegenstelling tot de extrinsiek- en ge-a- motiveerde staatsdeelnemingen, dan ook niet van mening dat het realiseren van de betreffende publieke belangen maatschappelijk verantwoord ondernemen is. Eén staatsdeelneming omschreef dit in het interview op treffende wijze: ‘Het publiek belang betekent ‘Wat je moet doen’. MVO gaat over ‘Hoe je dat dan moet doen en waar legt je accenten’. De intrinsiek gemotiveerde staatsdeelnemingen zijn van mening dat de G3 Richtlijnen de ruimte geven om deze accenten te leggen en de G3 Richtlijnen aan te laten sluiten op de eigen organisatie. Een aantal van deze staatsdeelnemingen heeft in het begin nog wat geworsteld met deze ruimte, maar de geboden ruimte blijkt ook juist de kracht te zijn van de G3 Richtlijnen.
-
Motivatie en transparantie
De MVO-verslaggeving van staatsdeelnemingen die intrinsiek gemotiveerd zijn voor toepassing van de G3 Richtlijnen, zijn als gevolg van de G3 Richtlijnen gedeeltelijk transparanter geworden. Bij de intrinsiek gemotiveerde staatsdeelnemingen hebben de G3 Richtlijnen voornamelijk bijgedragen aan de volledigheid van de relevante informatie. Doordat deze staatsdeelnemingen helder hebben wat MVO voor hen betekent in relatie tot de dagelijkse activiteiten, komt de relevantie van de MVO- verslaggeving voornamelijk voort uit de eigen bedrijfs- en MVO-strategie.
De MVO-verslaggeving van extrinsiek of ge-a-motiveerde staatsdeelnemingen is niet transparanter geworden. Dit wordt veroorzaakt doordat deze staatsdeelnemingen zich enkel hebben gericht op het behalen van het voorgeschreven GRI level C+, waardoor de verslagen 2010 qua informatie nagenoeg niet zijn gewijzigd ten opzichte van 2009. De hieraan gerelateerde hypothese is niet gefalsificeerd en leidt ertoe dat de hypothese blijft bestaan dat staatsdeelnemingen, die de toepassing van de G3 Richtlijnen beperken tot enkel het behalen van GRI level C+, geen transparante MVO-verslaggeving hebben.
-
Motivatie en Inzicht
De intrinsiek gemotiveerde staatsdeelnemingen blijken in vergelijking tot de anders gemotiveerde staatsdeelnemingen, als gevolg van toepassing van de G3 Richtlijnen, meer inzicht te verschaffen in de MVO positie, MVO prestaties en wijzigingen in de MVO positie, doordat in navolging van de G3 Richtlijnen in verschillende mate invulling is gegeven aan de stakeholder dialogen. De stakeholder dialogen zorgen voor de aansluiting van het verslag met de informatiebehoeften van de gebruikers, waardoor de staatsdeelneming de ‘licence to operate’ van de gebruikers verkrijgt. De extrinsiek en ge-a-motiveerde staatsdeelnemingen hebben geen stakeholder dialogen gehouden om de inhoud van het verslag te bepalen. De verslagen van de extrinsiek gemotiveerde staatsdeelnemingen zijn door toepassing van de G3 Richtlijnen niet inzichtelijker geworden, doordat de verslagen 2010 nagenoeg gelijk zijn aan die van 2009 en geen additionele informatie is toegevoegd om het inzicht te verbeteren.
-
Motivatie en bruikbaarheid van de G3 Richtlijnen
De staatsdeelnemingen die intrinsiek gemotiveerd zijn voor toepassing van de G3 Richtlijnen vinden dat de G3 Richtlijnen voldoende bruikbaar zijn voor de specifieke strategieën van de staatsdeelnemingen en daarom wel of in voldoende mate leiden tot transparantie en inzicht bij de gebruikers van de verslaggeving. Deze staatsdeelnemingen hebben geprobeerd de intentie van de G3 Richtlijnen te begrijpen en ze aan te sluiten bij de eigen organisatie. De staatsdeelnemingen die extrinsiek en ge-a-motiveerd zijn, vinden dit juist niet. De G3 Richtlijnen passen niet bij de staatsdeelnemingen en bevatten vragen die langs de staatsdeelnemingen heen gaat. Deze staatsdeelnemingen hebben zich te veel laten leiden door ‘What to report’, in plaats van de ruimte die de G3 Richtlijnen in ‘How to report’ biedt te benutten om de G3 Richtlijnen aan te sluiten bij de eigen organisatie. Deze staatsdeelnemingen geven daarbij ook aan dat de G3 Richtlijnen lastig te begrijpen en te interpreteren zijn.
Toon paragraaf
Verberg paragraaf
Conclusies gericht op de minister van Financiën
Uit de casestudy onderzoeken zijn de volgende conclusies naar voren gekomen gericht op de minister van Financiën:
-
Wat de minister aanmerkt als publiek belang en MVO is bij de staatsdeelnemingen onduidelijk
Het is voor de staatsdeelnemingen niet duidelijk wat de minister verstaat onder het publieke belang en wat hij verstaat onder MVO. Het ministerie van Financiën zou het publieke en maatschappelijke belang, in overleg met de staatsdeelnemingen, nadere moeten concretiseren en definiëren, zodat de staatsdeelnemingen weten waarover zij geacht worden transparant te zijn. Uit gesprekken die staatsdeelnemingen hebben gehad met het ministerie van Financiën bleek dat de ambtelijke vertegenwoordigers niet precies konden duiden wat MVO voor de betreffende staatsdeelneming betekent. Ook de afbakening tussen het publieke belang en MVO werd niet duidelijk. Want de taken die de vertegenwoordigers van het ministerie aanmerkten als zijnde MVO, waren al een onderdeel van het publieke belang.
-
Ministeries zitten niet op één lijn op het gebied van MVO voor staatsdeelnemingen
Staatsdeelnemingen hebben veelal niet enkel met het ministerie van Financien te maken als het gaat om het borgen van het publieke belang. Uit de interviews met de staatsdeelnemingen kwam naar voren dat tussen de diverse ministeries geen overeenstemming bestaat over wat MVO voor de betreffende staatsdeelnemingen inhoudt en de mate en wijze waarop over MVO verslag gelegd moet worden. Zo werd in het interview gezegd dat een ministerie ‘nog net niet letterlijk heeft gezegd dat rapporteren over MVO ‘flauwekul’ is, maar het scheelde niet veel’. Het niet eenduidig aansturen van de staatsdeelnemingen zorgt bij staatsdeelnemingen die nog vrij onervaren zijn op het gebied van MVO en de verslaglegging hieromtrent voor grote verwarring.
-
De staatsdeelnemingen zijn niet bekend met wat de minister van Financiën verwacht van de staatsdeelnemingen door het voorschrijven van de G3 Richtlijnen
Uit de interviews met de staatsdeelnemingen bleek dat geen enkele staatsdeelneming op de hoogte was van wat het ministerie van Financiën verwacht van de staatsdeelnemingen met het voorschrijven van de G3 Richtlijnen. Een staatsdeelneming heeft hier expliciet naar gevraagd tijdens de voorlichting die het ministerie van Financiën heeft gegeven aan de staatsdeelnemingen over het toepassen van de G3 Richtlijnen, maar hierover kwam geen duidelijkheid. De informatiebehoeften van het ministerie van Financiën, zoals naar voren gekomen uit het interview wat ik afgenomen heb op het ministerie van Financiën, zijn niet gecommuniceerd naar de staatsdeelnemingen.
-
De informatiebehoeften moeten niet leiden tot aanvullend instrumentarium
De informatiebehoeften van het ministerie van Financiën zou zich ten aanzien van MVO, zo menen de staatsdeelnemingen, moeten beperken tot het behaalde GRI level. Omdat het gevaar bestaat dat het formuleren van bijvoorbeeld KPI’s leidt tot weer een nieuw instrument van het ministerie.
-
Staatsdeelnemingen die de G3 Richtlijnen reeds toepassen zien bevestiging
Staatsdeelnemingen die de G3 Richtlijnen reeds toepasten, al voordat de minister van Financiën ze voorgeschreven heeft, vinden het fijn om te weten dat ze op één lijn zitten met het ministerie. Hieruit blijkt de bevestiging dat de betreffend staatsdeelnemingen op de goede weg zitten.
Toon paragraaf
Verberg paragraaf
Eindconclusie
Het doel van de scriptie is om een eindconclusie te formuleren ten aanzien van de volgende probleemstelling:
“In hoeverre realiseert de minister van Financiën, door staatsdeelnemingen te verzoeken de G3 Richtlijnen van de GRI in acht te nemen, transparantie over de keuzes in de bedrijfsvoering en de maatschappelijke gevolgen hiervan, zodat de minister als aandeelhouder inzicht verkrijgt dat benodigd is om de ontwikkelingen op het punt van MVO te kunnen beoordelen en eventueel hiernaar te handelen indien nodig?”
Uit het onderzoek concludeer ik dat de minister van Financiën realiseert, door staatsdeelnemingen te verzoeken de G3 Richtlijnen van de GRI in acht te nemen, dat niet alle staatsdeelnemingen transparant zijn over de keuzes in de bedrijfsvoering en de maatschappelijke gevolgen hiervan, zodat de minister als aandeelhouder niet in alle staatsdeelnemingen inzicht verkrijgt dat benodigd is om de ontwikkelingen op het punt van MVO te kunnen beoordelen en eventueel hiernaar te handelen indien nodig. Deze eindconclusie is gefalsificeerd en daarmee van toepassing op de gehele populatie staatsdeelnemingen.
Verder concludeer ik uit het onderzoek, dat de minister van Financiën bij de onderzochte staatsdeelnemingen, door staatsdeelnemingen te verzoeken GRI level C+ in acht te nemen, geen transparantie realiseert over de keuzes in de bedrijfsvoering en de maatschappelijke gevolgen hiervan. Deze eindconclusie is niet gefalsificeerd en daarmee enkel van toepassing op de onderzochte staatsdeelnemingen.
Toon paragraaf
Verberg paragraaf
Aanbevelingen
Uit de casestudy onderzoeken en conclusies heb ik aanbevelingen geformuleerd, voor de wetenschap, de Global Reporting Initatieve, de staatsdeelnemingen en de minister van Financiën.
Toon paragraaf
Verberg paragraaf
Aanbevelingen voor de wetenschap
Het MVO-Transparantiemodel is het deelantwoord op de aanbevelingen in het rapport ‘Meer dan euro’s alleen’ om te komen tot een conceptueel framework voor financiële èn niet-financiële informatie. Op basis van de uitkomsten van mijn onderzoek beveel ik vervolgonderzoek aan om te komen tot de gewenste integratie. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van het conceptueel framework voor MVO-verslaggeving in de vorm van het MVO-Transparantiemodel.
Verder komt uit het onderzoek naar voren dat één staatsdeelneming gebruik maakt van een geïntegreerde verklaring van de accountant. Het verstrekken van een geïntegreerde verklaring is nog geen gebruik binnen de accountancy, maar wel een wens vanuit de verslagleggende organisaties. Daarom beveel ik vervolgonderzoek aan naar het formuleren van een geïntegreerde verklaring van de accountant gericht op financiële èn niet-financiële informatie.
Toon paragraaf
Verberg paragraaf
Aanbevelingen voor de Global Reporting Initiatieve
Op basis van de casestudy onderzoeken kom ik tot de volgende aanbevelingen voor de Global Reporting Initatieve:
- Het GRI level betrekken op de applicatie van zowel deel 1 ‘How to report’ als deel 2 ‘What to report’. Het GRI level heeft nu enkel betrekking op de applicatie van de GRI tabel;
- Het opstellen en beschikbaar stellen van een handboek met een stappenmodel gericht op niet-internationale organisaties, hoe de G3 Richtlijnen toegepast kunnen worden in relatie tot de organisatie activiteiten;
- Communicatie opzetten, waar organisaties terecht kunnen voor vragen en ondersteuning bij het toepassen van de G3 Richtlijnen;
- Het ontwikkelen van een definitief sector supplement voor de publiek-private sector. Op dit moment is een conceptversie beschikbaar die ik in mijn onderzoek niet heb betrokken;
- Het ontwikkelen van een benchmark per sector, per land, etc. die voor een ieder te raadplegen is;
Toon paragraaf
Verberg paragraaf
Aanbevelingen voor de minister van Financiën
Op basis van de casestudy onderzoeken kom ik tot de volgende aanbevelingen voor de minister van Financiën:
- Uitleggen wat het belang is van transparantie en het nut van MVO voor de staatsdeelnemingen;
- Uitleggen wat het ministerie van Financiën uiteindelijk wil bereiken met het stimuleren van MVO bij staatsdeelnemingen door middel van de G3 Richtlijnen;
- De staatsdeelnemingen verzoeken de gehele G3 Richtlijnen toe te passen; zowel deel 1 ‘How to report’ als deel 2 ‘What to report’, naast een te behalen GRI level;
- Staatsdeelnemingen stimuleren om gebruik te maken van de door de GRI beschikbaar gestelde sector supplementen;
- Op korte termijn in dialoog gaan met de afzonderlijke staatsdeelnemingen, om te komen tot wat door zowel het ministerie van Financiën, als door de staatsdeelneming verstaan wordt onder het te borgen publieke belang en MVO;
- Het ministerie zou door middel van een werkgroep, van onder andere staatsdeelnemingen, kunnen komen tot normering voor rapportages over MVO voor staatsdeelnemingen;
- De staatsdeelnemingen aangeven, wanneer en op basis waarvan de minister, zoals hij in de brief ‘Publieke belangen en staatsdeelnemingen’ zegt, gaat handelen;
- Blijven vasthouden aan het bestaande kader van de G3 Richtlijnen en geen eigen kaders of aanvullende instrumenten voorschrijven;
- De staatsdeelnemingen aangeven welke voorkeur het ministerie heeft ten aanzien van certificering door de GRI of door een extern accountant;
- Voorlichting geven hoe stakeholder dialogen opgezet kunnen worden;
- Hulp bieden bij verbeteren van de MVO-verslaggeving naar aanleiding van het behaalde GRI-level en score in de Transparantiebenchmark;
- Zorg dragen dat de diverse ministeries, die met de staatsdeelnemingen contact hebben, overeenstemming hebben over wat MVO voor de betreffende staatsdeelnemingen inhoudt en de mate en wijze waarop over MVO verslag gelegd moet worden;
- MVO niet enkel stimuleren via het voorschrijven van de G3 Richtlijnen, maar ook via andere wegen als contracten, concessies, vergunningen en beschikkingen gericht op het borgen van het publieke belang;
- Het opstellen van een (geïntegreerd) MVO-verslag door het ministerie van Financiën op basis van de G3 Richtlijnen, zodat de G3 Richtlijnen voor het ministerie meer gaan leven en het ministerie zich beter kan inleven;
Na de verdediging van mijn scriptie zal ik de conclusies en aanbevelingen in een presentatie op het ministerie van Financiën toelichten.
Toon paragraaf
Verberg paragraaf
Aanbevelingen staatsdeelnemingen
Op basis van de casestudy onderzoeken kom ik tot de volgende aanbevelingen voor de staatsdeelnemingen:
- Het ministerie van Financiën vragen om dialoog en duidelijkheid over wat verstaan wordt onder het publieke belang en MVO;
- Binnen de organisatie een werkgroep aanstellen, onder uiteindelijke verantwoordelijkheid van de Raad van Bestuur, die inzichtelijk maakt wat de staatsdeelneming al doet aan MVO, want vaak is dat meer dan in eerste instantie wordt gedacht;
- De werkgroep in het verlengde van de bedrijfsstrategie een MVO-strategie laten ontwikkelen, die in de toekomst geïntegreerd kan worden;
- Focussen op dat het publiek belang betekent ‘Wat je moet doen’ en dat MVO betekent ‘Hoe je dat dan moet doen en waar leg je accenten;
- Stakeholder dialogen opzetten om de MVO-strategie nader te bepalen en bevestigd te krijgen;
- Stakeholder dialogen mede gebruiken voor het bepalen van de inhoud van het verslag;
- De G3 Richtlijnen in zijn totaliteit toepassen; zowel deel 1 ‘How to report’ als deel 2 ‘What to report’;
- De ruimte benutten die de G3 Richtlijnen biedt om de G3 richtlijnen aan te sluiten op de door de werkgroep geformuleerde MVO-strategie, zodat de G3 Richtlijnen bijdragen aan de volledigheid van de relevante informatie en niet bijdragen aan de volledigheid van niet relevante informatie;
- Het uitbrengen van een geïntegreerd financieel en niet-financieel verslag, zodat inzicht en transparantie geven wordt over elke ‘P’ van de 3 P’s.
- De extern accountant verzoeken een geïntegreerde verklaring te verstrekken, zodat het de gebruiker van het verslag duidelijk is wat de accountant verklaart.
Toon paragraaf
Verberg paragraaf
Beperkingen aan het onderzoek
Het uitgevoerde onderzoek heeft de beperking dat niet alle hypothesen gefalsificeerd zijn, waardoor de aan deze hypothesen gerelateerde conclusies niet met zekerheid breder kunnen worden getrokken over de gehele populatie van de 30 staatsdeelnemingen. Om deze hypothesen met zekerheid te kunnen beantwoorden, zullen een groter aantal analyse eenheden in een vervolgonderzoek moeten worden betrokken. Of de populatie zal in zijn geheel onderzocht moeten worden.
Toon paragraaf
Verberg paragraaf
Mogelijke vervolgonderzoeken
Onderzoek naar de integratie van het conceptual framework voor financiële- èn MVO-verslaggeving
In dit onderzoek is een voorzet gedaan om te komen tot een conceptueel raamwerk voor MVO- verslaggeving. Op basis van dit conceptueel raamwerk kan nader onderzoek gedaan worden naar de integratie van beide conceptuele raamwerken tot één conceptual framework voor financiële èn MVO-verslaggeving. Dit onderzoek zou naar mijn mening moeten bestaan uit een literatuuronderzoek op basis waarvan een initieel geïntegreerd conceptueel raamwerk wordt opgesteld. Dit initieel geïntegreerd conceptueel raamwerk wordt door middel van casestudy onderzoeken bij diverse gebruikersgroepen gevormd tot een definitief geïntegreerd conceptueel raamwerk.
Onderzoek naar een geïntegreerde verklaring van de accountant voor financiële- niet-financiële verslaggeving
Het verstrekken van een geïntegreerde verklaring van de accountant bij een geïntegreerd verslag, is nog geen gebruik binnen de accountancy. Echter zal de vraag naar een geïntegreerde verklaring toenemen wanneer verslagleggende organisaties overgaan tot geïntegreerde verslagen. Ik beveel vervolgonderzoek aan naar het formuleren van een geïntegreerde verklaring van de accountant gericht op financiële èn niet-financiële informatie. Dit onderzoek zou naar mijn mening moeten bestaan uit een literatuuronderzoek op basis waarvan een initiële geïntegreerde verklaring wordt opgesteld. Deze geïntegreerde verklaring wordt door middel van casestudy onderzoeken bij diverse gebruikersgroepen gevormd tot een definitieve geïntegreerde verklaring.
Onderzoek naar de motivatie van staatsdeelnemingen voor de toepassing van de G3 Richtlijnen
Een mogelijk vervolgonderzoek kan bestaan uit het beantwoorden van de onderstaande hypothesen die in dit onderzoek zijn blijven bestaan. Met als doel om op basis van deze hypothesen een uitspraak te kunnen doen over alle staatsdeelnemingen. Hiervoor zal een grotere groep analyse eenheden gevormd moeten worden of een integraal onderzoek naar alle staatsdeelnemingen.
Hypothesen ‘Motivatie’
Hypothese 1.
Door gebruik te maken van de G3 Richtlijnen komt uit de MVO-verslaggeving naar voren dat een organisatie intrinsiek, extrinsiek of ge-a-motiveerd is;
Hypothese 8.
De staatsdeelnemingen die maatschappelijk verantwoord ondernemen en hierover verslag leggen, zijn meer gedreven door intrinsieke motivatie dan door de extrinsieke motivatie van de minister van Financiën door het voorschrijven van de G3 Richtlijnen.
Onderzoek naar de transparantie van de MVO-verslaggeving bij beperkte toepassing van de G3 Richtlijnen
In de voorgaande paragraaf is een mogelijk vervolgonderzoek aangegeven om de onderstaande hypothese die in dit onderzoek is blijven bestaan te beantwoorden. Met als doel om op basis van deze hypothesen een uitspraak te kunnen doen over alle staatsdeelnemingen. Hiervoor zal een grotere groep analyse eenheden gevormd moeten worden of een integraal onderzoek naar alle staatsdeelnemingen.
Hypothesen ‘Transparantie’
Hypothese 7.
Staatsdeelnemingen die de toepassing van de G3 Richtlijnen beperken tot enkel het behalen van GRI level C+, hebben geen transparate MVO-verslaggeving.