In de voorgaande hoofdstukken hebben we invulling gegeven aan de diverse componenten die de basis vormen voor het uit te voeren onderzoek, te weten: Motivatie, MVO, Transparantie, Inzicht, de G3 Richtlijnen en de doelgroep Staatsdeelnemingen. Dit hoofdstuk beschrijft de onderzoeksaanpak, naar de methodiek van Robert K. Yin. De eerste paragraaf geeft een samenvatting van de hypothesen die in het casestudy onderzoek getoetst worden. In de volgende paragraaf worden de analyse-eenheden beschreven waarop het onderzoek zal plaatsvinden. De paragraaf ‘Onderzoeksaanpak’ gaat in op de onderzoeksaanpak van de casestudies. Het hoofdstuk sluit af met een conclusie.
Uit de voorgaande hoofdstukken zijn uit het literatuur- en vooronderzoek de volgende hypothesen geformuleerd. Deze hypothesen worden getoetst door middel van casestudies bij een selectie uit de populatie staatsdeelnemingen in Nederland.
Hypothese 1.
Door gebruik te maken van de G3 Richtlijnen komt uit de MVO-verslaggeving naar voren dat een organisatie intrinsiek, extrinsiek of ge-a-motiveerd is.
Hypothese 8.
De staatsdeelnemingen, die maatschappelijk verantwoord ondernemen en hierover verslag leggen, zijn meer gedreven door intrinsieke motivatie dan door de extrinsieke motivatie van de minister van Financiën door het voorschrijven van de G3 Richtlijnen.
Hypothese 2.
Wanneer de MVO-verslaggeving gebaseerd is op de G3 Richtlijnen legt een organisatie verslag over ‘People’, ‘Planet’ en ‘Profit’.
Hypothese 6.
Staatsdeelnemingen zijn van mening dat het realiseren van de betreffende publieke belangen maatschappelijk verantwoord ondernemen is.
Hypothese 3.
MVO-verslaggeving op basis van de G3 Richtlijnen is transparant: de in het verslag opgenomen informatie is relevant, begrijpelijk, vergelijkbaar en betrouwbaar.
Hypothese 7.
Staatsdeelnemingen die de toepassing van de G3 Richtlijnen beperken tot enkel het behalen van GRI level C+, hebben geen transparante MVO-verslaggeving.
Hypothese 4.
MVO-verslaggeving op basis van de G3 Richtlijnen geeft de gebruiker inzicht in de MVO positie, de MVO prestaties en wijzigingen in de MVO positie.
Hypothese 9.
Gebruik van de G3 Richtlijnen door staatsdeelnemingen leidt tot het inzicht in:
Hypothese 5.
De G3 Richtlijnen zijn onvoldoende bruikbaar voor de specifieke strategieën van midden- en kleinbedrijf, NGO’s, maatschappelijke organisaties, consumentenorganisaties en vakbonden en leiden daarom niet of in onvoldoende mate tot transparantie en inzicht bij de gebruikers van de verslaggeving.
De bovenstaande hypothesen worden in het onderzoek getoetst en al dan niet gevalideerd. De uitkomsten hiervan leiden tot conclusies en aanbevelingen die een bijdrage leveren voor de wetenschap, de minister van Financiën en het ministerie, de staatsdeelnemingen en de GRI.
De selectie van de analyse-eenheden waarop het onderzoek plaatsvindt, wordt bepaald door de aan dit onderzoek ten grondslag liggende brief ‘Publieke belangen en staatsdeelnemingen’, zoals opgenomen in bijlage 1. In deze brief is een bijlage opgenomen van de staatsdeelnemingen met de bijbehorende publieke belangen. Een meer recenter overzicht van de door de Nederlandse Staat gehouden staatsdeelnemingen is opgenomen in het Tweede Kamerstuk ́Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen 2009 ́ dat uitgebracht is op 21 december 2010. De Nederlandse Staat heeft ultimo 2009 vierendertig staatsdeelnemingen verdeeld in zeven sectoren te weten Energie, Financiële dienstverlening, Infrastructuur, Kansspelen, Participatiemaatschappij, Transport en Overige (zie onderstaande figuur). De sector ‘Financiële dienstverlening’ is door de crisis toegenomen met een viertal financiële instellingen. Deze staatsdeelnemingen blijven in het casestudy onderzoek buiten beschouwing, omdat het tijdelijke karakter van deze staatsdeelnemingen voorop staat. Derhalve betreft de populatie dertig staatsdeelnemingen. Voor het onderzoek is uit elke sector één staatsdeelneming geselecteerd als analyse-eenheid. Dit omdat de Nederlandse Staat in elke sector afzonderlijk onvoldoende staatsdeelnemingen heeft om een betrouwbare uitspraak te kunnen doen naar aanleiding van dit onderzoek. Daarnaast is het niet de bedoeling van dit onderzoek om binnen een sector staatsdeelnemingen met elkaar te vergelijken. Daarvoor is gebruik van de G3 Richtlijnen te recentelijk voorgeschreven. Totaal betrek ik zeven van de dertig staatsdeelnemingen in het onderzoek, zijnde 23%. Op basis van de uitkomsten van de zeven casestudy onderzoeken zal ik een conclusie trekken voor de gehele populatie van dertig staatsdeelnemingen.
Sectoren waarin staatsdeelnemingen actief zijn’
Bron: ́Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen 2009 ́
Het casestudy onderzoek is uitgevoerd in twee onderdelen, te weten een onderzoek naar de jaar- of MVO-verslagen en semi-gestructureerde interviews.
Het onderzoek naar de Jaar- en MVO-verslagen is uitgevoerd voor de boekjaren 2010 en 2009. Wanneer de G3 Richtlijnen in het boekjaar 2009 reeds werden toegepast door de betreffende staatsdeelneming, is daarbij het jaar- of MVO-verslag voor toepassing van de G3 Richtlijnen middels een quickscan onderzocht. Een aantal staatsdeelnemingen heeft gebruik gemaakt van een geïntegreerd jaarverslag. Hierin is naast het financiële verslag ook het MVO-verslag opgenomen. Andere staatsdeelnemingen hebben een apart jaarverslag en apart MVO-verslag uitgebracht. Wanneer een staatsdeelneming een apart jaar- en MVO-verslag heeft uitgebracht, heeft het onderzoek zich enkel gericht op het MVO-verslag. Wanneer een geïntegreerd verslag is uitgebracht, heeft het onderzoek zich ook gericht op het gehele geïntegreerde verslag.
De uitkomsten van het onderzoek naar de jaar- of MVO-verslagen zijn opgenomen in de ‘Vertrouwelijke Bijlage 2 Casestudy Database’.
De uitkomsten van de onderzoeken van de jaar- of MVO-verslagen zijn gebruikt als input voor de semigestructureerde interviewvragen. Per staatsdeelneming zijn vooraf een aantal standaard en een aantal staatsdeelnemingspecifieke interviewvragen geformuleerd voor het semigestructureerde interview. Om de antwoorden van de geïnterviewden zo betrouwbaar mogelijk te ontvangen, zijn de vragen vooraf niet aan de geïnterviewden ter beschikking gesteld. De interviews zijn bij de staatsdeelnemingen op locatie afgenomen en digitaal vastgelegd. De interviews zijn uitgewerkt in interviewverslagen, die opgenomen zijn in de ‘Vertrouwelijke Bijlage 2 Casestudy Database’. De interviews zijn opgenomen op een vertrouwelijke CD.
Per casestudy onderzoek is een casestudy report uitgewerkt. In dit report zijn per hypothese, onderverdeeld naar de componenten van het MVO-Transparantiemodel, de relevante uitkomsten van het onderzoek naar de jaar- en MVO-verslagen en de semi-gestructureerde interviews opgenomen. De casestudy reports zijn de schakel in de audit trail van de uitgevoerde onderzoeken naar de onderzoeksresultaten in hoofdstuk 'Onderzoek en Resultaten' en de conclusies en aanbevelingen in hoofdstuk 'Conclusies en Aanbevelingen'.
In dit hoofdstuk heb ik de onderzoeksaanpak beschreven van de casestudy onderzoeken. De in de voorgaande hoofdstukken geformuleerde hypothesen zullen bij de doelgroep staatsdeelnemingen worden getoetst, door middel van onderzoeken naar de jaar- of MVO-verslagen over de boekjaren 2010 en 2009 en door middel van semigestructureerde interviews.
De uitkomsten van beide onderzoeken worden vastgelegd in een casestudyreport wat opgenomen is in de vertrouwelijke bijlage.